De inleiding van De opkomst van de smartphone

Op een maandag in 2001 zijn vertegenwoordigers van telecombedrijven uit Europa naar Amsterdam gekomen. Er zijn bedrijven uit Duitsland, België, Frankrijk, Italië en Spanje. Het is 17 december. Ze komen voor een persconferentie in het Amsterdamse kantoor van KPN. Behalve de Nederlandse pers is ook de internationale financiële pers aanwezig. In de aankondiging hebben we geschreven over plannen om de wereld van mobiele communicatie in Europa op te schudden. In de volle persruimte sta ik met een van de eerste commerciële smartphones van Europa in mijn hand. Het was een door NEC (Nippon Electronic Company, het Japanse Philips) in Japan geproduceerd clamshell mobieltje. 

Deze klaptelefoon had een kleurenscherm op een moment dat iedere mobiele telefoon in Europa het nog met een zwart-witscherm moest doen. Het beeldscherm was essentieel want we wilden met deze telefoon het internet op het mobieltje brengen. Van spraak naar beeld dus, van oor naar oog. Van mijn team moest ik niet vergeten om in mijn verhaal voor de pers te benadrukken dat je met het toestel óók kon bellen. Wij vonden dat wel grappig, want eigenlijk was bellen het enige dat je in die tijd met je mobieltje deed. En sms’en. De meeste mensen hadden in de jaren daarvoor net hun eerste mobiele telefoon aangeschaft. De uitdaging was nu om de consument ervan te overtuigen dat ze een nieuw mobieltje nodig hadden dat ze zouden gaan gebruiken om te bankieren, of informatie op te halen, of al die andere dingen die we nu vanzelfsprekend vinden. En dat bleek op dat moment geen eenvoudige zaak. Althans, buiten Japan.

NTT DoCoMo (Do Communications Mobile) was de grootste mobiele operator van Japan en had enkele jaren daarvoor i-mode geïntroduceerd als mobiele internetdienst. Het was een enorm succes en nu wilde DoCoMo op basis van die innovatie een positie in Europa opbouwen. Het bedrijf had voor vijf miljard euro een klein belang genomen in KPN Mobile en op die maandag in december werden de plannen gepresenteerd voor de Europese markt. In het voorjaar van 2002 zou i-mode door KPN in Duitsland, Nederland en België op de markt worden gebracht. En dat gebeurde ook, op 16 maart 2002 in Duitsland en op 18 april in Nederland. Daarmee was het de eerste smartphone op de Europese markt van enige betekenis, al gebruikten we dat begrip toen nog niet. De smartphone werd pas massaal omarmd na de introductie van de iPhone precies vijf jaar later (in maart 2007), door het Amerikaanse Apple.

Japan ging dan wel voorop met de introductie van de smartphone in de vorm van i-mode, en de VS was de uiteindelijke winnaar van het smartphone-tijdperk, in de periode die aan de smartphone voorafging was Europa nog de onbetwiste leider van de mobiele communicatie. Dat leiderschap was een gevolg van bewust Europees beleid (Groenboek van 1987) dat goed was afgestemd met de industrie en dat aanstuurde op concurrentie op de telecommunicatiemarkten. Die noodzaak werd gevoeld vanwege de opkomst van de digitalisering, waarvoor innovatievere marktpartijen nodig waren. Er kwam een Europese standaard voor digitale mobiele communicatie. Deze nieuwe standaard (gsm) werd de facto de wereldstandaard, en leidde tot een langdurige dominantie van de Europese leveranciers zoals Nokia, Ericsson, Alcatel en Siemens (hoofdstuk 1). Rond 2000 was de wereldwijde innovatiekracht van de Europese mobiele industrie ongeëvenaard.

Destijds daagde Japan op tal van terreinen het westen uit, een rol die in veel opzichten vergelijkbaar is met die van China nu. Van een land dat de spreekwoordelijke laagwaardige zakjapanner exporteerde, boog Japan in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw zijn positie om naar een innovatief marktleider met topkwaliteit elektronica, auto’s en andere producten. Denk aan de Sony Walkman en de Nintendo spelcomputer. Aan die reeks voegde NTT DoCoMo, de leidende mobiele operator van Japan, in 1999 i-mode toe. In hoofdstuk 2 ga ik in op de ontwikkeling van i-mode in Japan. Door de introductie van i-mode als eerste echt succesvolle smartphone avant la lettre, was NTT DoCoMo in 2000 het hoogst gewaardeerde beursfonds van Azië geworden. De wereld leek voor het bedrijf open te liggen. En KPN werd de Europese partner.

Hoe kwam KPN in deze sleutelpositie terecht bij de introductie van de i-mode “smartphone” in Europa? Daarvoor moeten we kijken naar de reden voor de investering van 5 miljard euro door NTT DoCoMo in KPN Mobile. In 1999 had KPN zich met de grote overname van 9 miljard euro voor E-Plus verzekerd van een positie op de grote Duitse mobiele markt. Het was de bedoeling om KPN Mobile in 2000 naar de beurs te brengen en daarvoor was het bedrijf al door moeder-KPN apart gezet. Een dochter naar de beurs brengen was inmiddels niet onbekend voor KPN en zelfs onderdeel geworden van de strategie. Kort daarvoor ging internetkabeldochter KPNQwest ook naar de beurs. Dat was een joint venture van KPN met het Amerikaanse Qwest waarmee een Europees netwerk van glasvezelverbindingen voor internet werd gerealiseerd. Het was de tijd van de dotcom-hype en dat vertaalde zich in grote belangstelling voor bedrijven met groei in mobiel of data (zoals KPNQwest). Het aandeel KPN bereikte begin 2000 een torenhoge waardering. Als gevolg van al die initiatieven was KPN in de ogen van de Japanners de ideale innovatieve partner om samen de Europese markt voor i-mode te ontwikkelen (zie verder hoofdstuk 3). Lezers die alleen in de opkomst van smartphone geïnteresseerd zijn, kunnen dit hoofdstuk overslaan.

In hoofdstuk 4 beschrijf ik de manier waarop we bij KPN aan de slag gingen om de in Japan succesvolle smartphone naar Europa te halen. Zo’n revolutionaire dienst vraagt om een innovatieve aanpak, op zich een hele toer in een bedrijf met een lange geschiedenis zoals KPN. Daarbij komt de samenwerking met de Japanners aan de orde, maar ook de ingewikkelde onderhandelingen met DoCoMo, dat niet gewend was aan andere omstandigheden buiten het eiland waar het dominant was. En ook bespreek ik de samenwerking met andere Europese telecombedrijven die in de jaren na de lancering van i-mode door KPN in hun eigen land de introductie ter hand namen. Inhoudelijk sloot het Europese i-mode nauw aan bij de Japanse ervaringen. Maar die ervaring bleek geen garantie voor succes. Daarvoor waren de Europese en Japanse marktverhoudingen te zeer afwijkend. Het hier beschreven i-mode initiatief kan gelezen worden als een van de eerste en belangrijkste experimenten vanuit mobiele operators om een smartphone-platform te introduceren.

In 2000 werden in Europa licenties geveild voor de derde generatie mobiele telefonie, die het netwerk geschikt moest maken voor de transitie van spraak naar beeld. Daarmee werd door nationale overheden € 120 miljard afgeroomd, en werd de telecomsector voor jaren op achterstand gezet. De ontwikkeling van het mobiele internet kwam in Europa in de vertraging. Zelfs marktleider Nokia zou het niet redden. Amerikaanse en Aziatische bedrijven zagen hun kans schoon en stapten in het gat. De smartphone veroverde de markt met bedrijven als Apple, Google, Huawei en Samsung als nieuwe winnaars (hoofdstuk 5). En zo veroverde de smartphone ook Nederland, nadat vijf jaar daarvoor de poging van KPN om samen met NTT DoCoMo met i-mode deze nieuwe fascinerende consumentenmarkt open te gooien, was mislukt.

Toenmalig Europees commissaris Frans Timmermans greep in het NRC van 19 december 2020 nog terug op de gemiste kansen van Europa bij de ontwikkeling van smartphones. Hij beloofde beterschap bij het aanjagen van innovatie door de Europese Commissie. Met het rapport Draghi dat onlangs verscheen wordt daar invulling aan gegeven. Het kan daarom nuttig zijn om na te gaan wat we kunnen leren van het eerdere succes en van het latere falen van Europa in de mobiele industrie (hoofdstuk 6). Dat geldt eens te meer vanwege het belang van geavanceerde telecominfrastructuur voor toepassingen van AI en de inzet van kwantumcomputing. Tevens is de ontwikkeling van 5G en 6G steeds sterker vervlochten met de strijd om hegemonie in de markt voor geavanceerde chips. Dat is voor Europa, en zeker voor Nederland met ASML en andere chip- en chipmachinefabrikanten, weer heel actueel. En dat in een context met bedrijven en overheden uit China en de VS als sleutelspelers in de techmarkt.

Tussen 1987 en 2007 was Europa dominant in de opkomst van de mobiele telefoon. Daarna verloor Europa het voortouw en is innovatie in mobiele telefonie een geheel Amerikaanse en Aziatische aangelegenheid geworden. In 2007, dus ten tijde van de start van Apple en later de Android-smartphones (van Google), was nog meer dan de helft van de mobieltjes wereldwijd afkomstig van marktleider Nokia en andere Europese fabrikanten. Tegenwoordig is het Europese marktaandeel vrijwel nul. Falende Europese innovatiekracht dus. Dat betekent natuurlijk niet dat de consument op dit continent verstoken is van de mogelijkheden van de moderne smartphones. Integendeel, de smartphone is een niet meer weg te denken onderdeel van het leven geworden. Met een invloed op leven en werk waar we twintig jaar geleden wel een vermoeden van hadden, maar die we toen beslist collectief hebben onderschat. Hoe heeft het zo kunnen lopen?